Foto Robbert Dijkgraaf
Robbert Dijkgraaf - Fotografie: Dirk Kome

De ruggengraat van de democratie

Door: Redactie WvF
08-09-2025
  • Politiek en Overheid
  • Analyse

Natuurkundige Robbert Dijkgraaf sprak op 3 september in Den Haag de Goede Doelen Lezing 2025 uit. De democratische rechtstaat staat onder druk, maar de situatie is niet hopeloos. Dit is wel een moment om kritisch in de spiegel te kijken, aldus Dijkgraaf. Zijn voordracht is hier integraal na te lezen.

Het zijn uitdagende tijden voor de democratische rechtstaat. De wereld is gevangen in een koude oorlog tussen twee machtsblokken die strijden om economische, politieke en militaire hegemonie. Alles versterkt door een revolutionaire technologische ontwikkeling die onvoorstelbare investeringen vraagt, het machtevenwicht dreigt te veranderen, en zelfs de wereld zou kunnen vernietigen.

Vlak na het einde van de Tweede Wereldoorlog — want over die periode heb ik het — was de geopolitieke spanning om te snijden. De Verenigde Staten en de Sovjet-Unie waren in een ideologische tweestrijd verwikkeld. Een nieuwe wereldoorlog dreigde, nu gevoerd met allesvernietigende kernwapens.Zoals Albert Einstein waarschuwde: ‘Ik weet niet met welke wapens de derde wereldoorlog zal worden gevoerd, maar de vierde zal uitgevochten worden met stokken en stenen.’

De existentiële vraag was: had het democratische Westen nog een toekomst?

Een jonge Amerikaanse diplomaat gaf in februari 1946 een heldere analyse van de dreigende situatie en suggereerde ook een mogelijke weg voorwaarts. In zijn befaamde ‘Lange telegram’ duidde George Kennan, toen de tweede man in de ambassade in Moskou, niet alleen de ware ideologische aard van het Sovjetregime. Hij formuleerde ook de ingrediënten van een succesvolle strategie om deze totalitaire macht te bestrijden.

De beste verdediging lag volgens hem niet in externe militaire kracht, maar vooraleerst in de interne morele vitaliteit van de democratische samenleving. De ware strijd zou volgens Kennan niet langs militaire, maar langs politieke, economische en psychologische lijnen lopen. De gezondheid, de veerkracht en de cohesie van de democratie zouden de uiteindelijke overwinning bepalen.

Kennan introduceerde het befaamde begrip containment. Door de invloed uit Moskou in te dammen en ondertussen de eigen dynamiek en groei in de vrije wereld te bevorderen, zou het Sovjetrijk langzaam zijn eigen fundamenten ondergraven en op den duur door interne verzwakking instorten. Meer dan veertig jaar later, bij de val van de Berlijnse muur, kreeg Kennan zijn gelijk. Hij was toen trouwens al lange tijd hoogleraar Russische geschiedenis aan het Institute for Advanced Study in Princeton, daarnaartoe gehaald door Robert Oppenheimer. Hij zou er tot zijn honderd-en-eerste levensjaar actief blijven.

Zoals Kennan voorspelt had, was het Westen in de tussenliggende decennia in alle opzichten welvarender, gezonder en dynamischer gebleken dan de landen onder het communistische juk. In wezen werd de Koude Oorlog niet gewonnen door de harde krachten van bewapening en ideologie, maar door de zachte krachten van onderwijs en emancipatie, binnen- en buitenlandse solidariteit, kunst en cultuur, wetenschap en innovatie. De Westerse samenleving was gegroeid en gesterkt door het zelforganiserende vermogen, ondanks alle spanningen en groeistuipen die de grote culturele omwentelingen meebrachten — van de burgerrechtenbeweging tot de emancipatiegolf, van hippies tot krakers, van de milieubeweging tot de internetrevolutie.

Zoals wel wordt gezegd, ‘politics is downstream from culture. Culturele verschuivingen leiden vaak tot politieke veranderingen, en niet zozeer omgekeerd. Waar de open dynamiek van verscheidenheid en tegenspraak het Westen had versterkt, zo had de geest van dogmatisme en staatsideologie juist de Sovjetsamenleving verzwakt.

Kennan echode overigens eerdere woorden van president Abraham Lincoln. Aan de vooravond van de Amerikaanse Burgeroorlog zei hij: ‘Wat vormt het bolwerk van onze vrijheid en onafhankelijkheid? Het zijn niet onze imposante vestingwerken, onze gewapende zeekusten, de kanonnen van onze oorlogsschepen, of de kracht van ons dappere en gedisciplineerde leger. […] Al deze dingen kunnen ook tegen onze vrijheden gekeerd worden. […] Onze verdediging is het behoud van de geest die vrijheid waardeert als het erfgoed van alle mensen, in alle landen, overal. Vernietig deze geest, en je hebt de zaden van het despotisme voor je eigen deur geplant.’

Deze wijze lessen van toen gelden vandaag nog evenzeer.Ook nu leven we in een stressvolle tijd van ongekende geopolitieke spanning. De voorpagina’s brengen weinig opbeurend nieuws. Er woedt al meer dan drie jaar een vreselijke “warme” oorlog op ons continent en de beelden uit eerst Israël en nu Gaza roepen herinneringen op aan de zwartste bladzijden uit de geschiedenis. Ook nu staan we voor een technologische doorbraak die de machtsverhoudingen volledig kan omgooien. Kernwapens zijn ingeruild voor kunstmatige intelligentie. De nucleaire complexen in Los Alamos zijn vervangen door de AI-datacentra van de techreuzen. De hoge hekken, de geheimzinnigheid en de doemscenario’s zijn gebleven.

Ook nu vraagt de wereld zich af of autocratische regimes niet aan de winnende hand zijn.

De eerste begrijpelijke reactie is een roep is om meer en betere wapens. Maar vergeten we in deze nieuwe wapenwedloop niet een belangrijke les uit de geschiedenis. Een les die gemakkelijk ondersneeuwt in tijden van stress. Dat de ultieme verdediging de innerlijke veerkracht en coherentie van de samenleving is. In de overtuiging dat de democratische rechtstaat de beste vorm is om zo’n vitale maatschappij te scheppen. Niet uit ideologische redenen, maar omdat zo’n vorm van samenleven betere omstandigheden en uitkomsten biedt voor haar burgers.

Sfeerbeeld 1

Op korte termijn, omdat zo’n maatschappij beter luistert naar zijn inwoners en meer oog heeft voor de verscheidenheid van hun zorgen. Op lange termijn, omdat een gemeenschap die in vrijheid kan leven een bron van creativiteit, innovatie en vooruitgang is — en daarmee van optimisme.

De grote vraag is of liberale democratieën zich nog bewust zijn van hun natuurlijke strategische voordelen. En of ze die vervolgens kunnen veiligstellen, versterken en benutten. De openheid voor iedere vorm van talent vanuit alle delen van de samenleving en de wereld. De vrijheid van denken, onderwijzen, creëren en onderzoeken. De tolerantie voor tegenspraak en dwarse meningen. De rijkdom van diverse culturen, geschiedenissen en perspectieven. En zijn we alert genoeg om te voorkomen dat de zaadjes voor despotisme voor de eigen deur worden geplant? Of zelfs in de eigen achtertuin?

Dit is een grote opdracht aan de politiek, maar nog meer aan ons allen. Als we daadwerkelijk geloven dat onze vorm van samenleven de betere is, dan moeten we dit geloof ook koesteren en ernaar leven en leveren. Dan mag dat geen valse belofte zijn. Dan moeten we ook de resultaten kunnen laten zien. Er moet truth in advertising zijn. De eerlijkheid gebied dat vele burgers naar ons land en de politiek kijken en die belofte niet gerealiseerd zien.

Bedreigingen komen nooit alleen van buiten. Ook van binnenuit wordt er gezaagd aan de poten van de democratie. Niet alleen in de politiek, ook in de wetenschap — mijn natuurlijke habitat.

In een echo van het McCarthyisme en het Rode Gevaar uit de jaren vijftig zien we steeds vaker ideologisch gemotiveerde aanvallen op de academische vrijheid, in de VS maar ook in eigen land. Inclusief fysieke en online bedreigingen van onderzoekers, vooral als ze gevoelige onderwerpen bestuderen zoals vaccins of migratie. Zo is wereldwijd de helft van alle klimaatonderzoekers en virologen de afgelopen jaren bedreigt.

Populisten portretteren universiteiten — ooit gevierd als essentiële pijlers van de democratie — als elitaire instellingen die studenten indoctrineren met woke-ideologie. De wetenschappelijke consensus over belangrijke onderwerpen zoals klimaat en gender wordt opzettelijk ondermijnd door desinformatiecampagnes, vaak vermomd als legitieme wetenschap met neptijdschriften en rapporten. Zogenaamde alternatieve feiten hollen het fundament van de samenleving uit: onze gedeelde perceptie van de werkelijkheid.

George Kennan schreef het al in 1951: ‘De waarheid is soms een zwakke concurrent op de marktplaats van ideeën — ingewikkeld, onbevredigend, vol dilemma’s, altijd kwetsbaar voor verkeerde interpretatie en misbruik.’ De waarheid heeft altijd het laatste woord, maar moet wel de gelegenheid krijgen te spreken.

Regeringen bekijken de wetenschap steeds meer door de enge blik van economische concurrentiekracht, met beleid dat gevaarlijk wordt scheefgetrokken naar voorspelbare kortetermijndoelen. Daarmee worden de enorme doorbraken gemist die fundamenteel onderzoek op de lange termijn kan brengen — wat ik graag het nut van nutteloos onderzoek noem.

Laten we niet vergeten dat autocratieën en dictaturen heel goed in staat zijn kernbommen en raketten te ontwikkelen. Maar dat ze niet de zaadjes durven te planten van ongebonden fundamenteel onderzoek en dwars denken die tot baanbrekende ontdekkingen, Nobelprijzen en op lange termijn totaal nieuwe industrieën kunnen leiden.

De waarde van geesteswetenschappen en sociale wetenschappen wordt met name in twijfel getrokken en gemarginaliseerd, ondanks hun cruciale rol in het begrijpen hoe problemen als sociale ongelijkheid kunnen worden aangepakt en hoe samenlevingen zich aanpassen aan technologische veranderingen.

Het meest alarmerende is dat vanuit een zero-sum wereldbeeld, Westerse democratieën zich steeds meer naar binnen gaan wenden en hoge landsmuren optrekken. Internationale samenwerking is zo mogelijk nog minder populair dan vrije kennisvergaring. Deze wordt snel gezien als bedreiging voor nationale veiligheid en economische belangen. Terwijl de meest urgente uitdagingen van de mensheid — van pandemieën tot klimaatverandering tot de regulering van technologie — juist mondiale samenwerking vereisen.

Onder de huidige geopolitieke winden staat het naoorlogse multilaterale systeem, inclusief de Verenigde Naties en zijn agentschappen, onder enorme druk en wordt zelfs actief ondermijnd. In sommige ideologische kringen, met name die rond de grote technologiebedrijven, worden internationale afspraken zoals het klimaatakkoord van Parijs of de Sustainable Development Goals van de VN als de ware vijand gezien. De bewaking van onze planetaire grenzen wordt bestempeld als een ideologische roep om een wereldregering en een onnodige blokkade van industriële expansie.

Een ervaren onderzoeker merkte onlangs op dat de huidige verkilde atmosfeer, met stijgende barrières voor samenwerking en informatiedeling, erger is dan tijdens het hoogtepunt van de Koude Oorlog. Niet alleen individuele wetenschappers worden bedreigd, maar ook netwerken en datasets.

Het is niet gemakkelijk om in deze dagen optimist te zijn en te blijven geloven in de democratische rechtstaat en internationale samenwerking als superieure vormen van samenleven. Autocraten lijken overal de wind mee te hebben, van Moskou tot Beijing, van Boedapest tot Ankara.

Andere regeringsleiders en politieke aanvoerders kijken er jaloers naar en beginnen hun trekjes over te nemen. Het leven van een sterke man oogt zo veel gemakkelijker dan al dat democratische ‘gedoe’. Geen noodzaak om draagvlak te vinden of rekening met anderen te houden, geen lastige oppositie, kritische pers, eigenwijze wetenschappers, heftige protesten of strikte rechters. Zoals een autocraat eens zei toen hem gevraagd werd waarom zaken zo soepel lopen in zijn land: ‘Het helpt als je burgers regeerbaar zijn.’

Autocratie

Maar deze schijn bedriegt. Er zijn goede praktische argumenten tegen autocratie als regeringsvorm. En waarom je liever een land hebt waar de leiders goed naar de burgers luisteren in plaats van omgekeerd.

Ten eerste, ben je als dictator even hard bezig je land te verdedigen tegen interne als tegen externe bedreigingen. Iedere burger is een potentiële vijand. Op het hoogtepunt van de DDR werkte ongeveer één op de zestig Oost-Duitsers voor de Stasi, en als je alle parttime informanten meetelt zelfs één op de zes. In de Sovjet-Unie wordt het totaal aantal informanten geschat op meer dan 10 miljoen.

Weinig burgers zijn bereid een offer te brengen voor een dictatuur. Een wrange statistiek is dat tijdens de Tweede Wereldoorlog zowel de Duitse Wehrmacht als het Russische Rode Leger zo’n 10 tot 20 duizend eigen soldaten fusilleerden, beschuldigd van desertie of defaitisme. Dit tegenover één Amerikaan en geen Brit. We zien hetzelfde patroon nu in Oekraïne, waar Russische soldaten massaal deserteren, terwijl Oekraïners hun land met verve en moed verdedigen.

Een autocraat heeft ook, los van vazallen, weinig vrienden buiten de landsgrenzen. In het beste geval zijn het de vijanden van je vijanden. Maar uiteindelijk zijn het allemaal haaien in hetzelfde zwembad — vandaag bondgenoten, morgen lunch.

Autocratieën verzwakken ook intern. De afwezigheid van controlerende mechanismen leidt onherroepelijk tot corruptie, nepotisme en zelfverrijking. En daarmee tot incompetente leiders die op hun beurt weer tegenvallende prestaties leveren. Wanneer loyaliteit belangrijker wordt dan kwaliteit, degradeert de hele organisatie.

Sfeerbeeld 2

Want het belangrijkste argument tegen een dictatuur is dat beknotting van de vrijheid en de afwezigheid van de tegenstem — al dat democratisch ‘gedoe’ —institutionele en intellectuele luiheid bevorderen. De informatie is beperkt, want alleen goed nieuws dringt door tot de leider. Dit leidt tot slechte beslissingen, niet goed doordachte plannen en uiteindelijk een spiraalvlucht naar beneden.

Een bloeiende democratie organiseert juist tegenspraak. Intellectuele diversiteit geeft betere beslissingen en daarmee groeit de samenleving. Het gaat niet om inclusie maar expansie. Niet of jij in de samenleving past, maar of de samenleving flexibel genoeg is om uit te dijen zodat er plaats is voor jou, en alle andere stemmen en zienswijzen. Zoals ik graag zeg: niet in het systeem passen moet ook in het systeem passen.

Laat ik hier een biologische metafoor gebruiken om de twee modellen tegenover elkaar te plaatsen. Gedurende honderden miljoenen jaren evolutie hebben dieren op planeet aarde twee fundamenteel verschillende vormen van verdediging en stabiliteit ontwikkeld: het pantser en de ruggengraat. Het externe en het interne skelet. In de eerste categorie vinden we kevers, kreeften en krabben. In de tweede vissen, vogels en zoogdieren. En onszelf natuurlijk.

Een pantser is het meest voor de hand liggend verdedigingsmechanisme. Van de hoge muren van een fort tot het stalen harnas van een middeleeuwse ridder. Een harde laag aan de buitenkant om alle externe invloeden te weren. Zoals een weekdier zich veilig waant binnen zijn schelp en een kever binnen zijn schild. En een sterke man binnen de verdedigingslinies van zijn gesloten grenzen, legers, geheime dienst en getrouwen.

Pantsers groeien per definitie aan de buitenkant, ook in metaforische zin. Aan de landsgrens en aan de politieke uiteinden, zowel aan de linker als de rechter extremiteiten. Altijd als bescherming tegen externe dreigingen — of het nu vijandige legers, migranten of het grootkapitaal zijn.

Het tweede model is de ruggengraat — het cruciale onderdeel van een intern skelet. Niet voor niets spreken we van gewervelden. Een ruggengraat groeit van binnenuit, buigt mee en geeft stabiliteit. Dit geldt evenzeer voor een democratie. De instituties van de rechtstaat zijn de wervels die de samenleving haar veerkracht geven. Ze geven houvast en groeien mee met iedere ontwikkeling.

In een pantser daarentegen zit je opgesloten. Op korte termijn lijkt het een verstandige keuze, maar op lange termijn remt het de ontwikkeling. Om te groeien moeten krabben vervellen en een groter harnas laten groeien. Ze kruipen letterlijk uit hun oude pantser en zijn dan dagenlang volledig weerloos. Vele sterven tijdens deze kwetsbare fase. Dictaturen kennen een vergelijkbaar probleem bij de machtsoverdracht.

Bovendien wordt een exoskelet exponentieel zwaarder naarmate het dier groter wordt. De grootste geleedpotigen zijn daarom relatief bescheiden van formaat. Ze worden lang niet zo groot als walvissen, olifanten of ooit de dinosauriërs. Daarom wordt deze wereld niet geregeerd door kreeften en krabben.

Een ruggengraat lijkt een beter idee dan een pantser, maar op het oog is het niet meer dan een kwetsbare stapel wervels. Het ziet er niet steviger uit dan een toren opeengestapelde koffiekopjes of bierglazen. Wat houdt de ruggengraat rechtop? Waarom valt de stapel niet om?

Het geheim zijn de vele spierweefsels die de ruggengraat omringen en ondersteunen.

De democratische rechtstaat verkrijgt ook haar kracht door het maatschappelijk weefsel dat de formele structuren omhullen en hun kracht geven. Alle vaste elementen van de rechtstaat — de politieke partijen, parlementen, kabinetten, hoge colleges van staat, rechtbanken en adviesorganen — zijn, hoe belangrijk ook, slechts een fragiele opeenstapeling van instituties. Ze verkrijgen pas hun span- en veerkracht als ze gestaagd worden door de samenleving.

Dat brengt me tot u: civil society, het maatschappelijke middenveld. U houdt onze instituties overeind. Zonder de spierweefsels van de samenleving, valt de rechtstaat uit elkaar. U, en alleen u, kunt de ruggengraat rechten. Dat kunnen de instituties niet zelf.

Als ik een andere metafoor mag gebruiken: veel mensen denken dat, in de woorden van de essayist Rudy Kousbroek, het fluitje van de conducteur de kracht is die de trein voortstuwt. Maar als politicus, bestuurder, rechter of adviseur kun je nog zo hard op je fluitje blazen — als de maatschappelijke krachten niet zijn werk doen dan komt de trein niet in beweging.

Wat kunnen we doen om die maatschappelijke krachten te versterken?

Laat ik beginnen met mijn eigen domein: de wetenschap. Misschien zijn er lessen te leren die zich vertalen naar andere domeinen uit het maatschappelijke middenveld, naar uw eigen wereld.

Alles wijst op een broodnodige heroverweging van de rol van wetenschap in de samenleving. Zoals fysicus en Nobelprijswinnaar Steven Weinberg zei: ‘In de wetenschap leren we meestal over de natuur en de mens. Maar soms leren we in de wetenschap over de wetenschap.’ Dit is in mijn ogen precies zo’n moment om in de spiegel te kijken, met dezelfde kritische blik waarmee de wetenschap naar de wereld kijkt.

De wetenschap moet eerst en vooral haar belofte waarmaken om een motor van vooruitgang te zijn door echte oplossingen te bieden voor urgente maatschappelijke kwesties. Het realiseren van dit enorme potentieel vereist voortdurende dialoog — en onderling gesprek tussen de academische disciplines en een breed engagement met de samenleving.

Sfeerbeeld 3

Tijdens de explosieve groei van het naoorlogse wetenschappelijke huis zijn veel onnodige interne en externe muren en verlaagde plafonds gebouwd. Zoals het momenteel is georganiseerd, produceert de internationale wetenschap vaak te nauw gefocuste en gefragmenteerde kennis die losstaat van de directe behoeften van de samenleving.

Zoals het gezegde luidt: ‘De wereld heeft problemen; de universiteit heeft faculteiten.’ Waaraan ik uit eigen ervaring kan toevoegen: ‘De regering heeft ministeries.’ Soms heb ik het gevoel dat je op reis de verkeerde stekker hebt meegenomen die niet in het stopcontact past.

Het vinden van oplossingen voor urgente mondiale uitdagingen vereist zeker samenwerking tussen de disciplines. Maar we moeten een stap verder moeten gaan en inter- en transdisciplinair onderzoek bevorderen, samen met alle belanghebbenden. Het benutten van het volledige potentieel van wetenschap vereist samenwerking met overheden, beleidsmakers, financiers, de private sector en het maatschappelijk middenveld. Hoewel wetenschap universeel is, moet ze lokaal handelen om effectief te zijn in haar toepassingen.

Puzzel

Hier heb ik het beeld van het leggen van een ingewikkelde puzzel. Ik weet niet hoe u dit doet, maar ik begin dan altijd met de randen. Die zijn relatief eenvoudig. Nu zijn we echter aangekomen bij het ingewikkelde middenstuk waar de verschillende stukjes bij elkaar komen.

Wetenschap dient een publiek goed te zijn, voor onze samenleving maar ook wereldwijd. Open wetenschap — het breed delen van onderzoeksresultaten en datasets — is cruciaal voor het toegankelijker maken van wetenschappelijke kennis en het aanpakken van de groeiende Noord-Zuid-kloof. Lage-inkomenslanden staan vaak voor de moeilijkste beleidsbeslissingen maar hebben de minste institutionele capaciteit en toegang tot wetenschappelijke kennis. Open wetenschapspraktijken kunnen ervoor zorgen dat wetenschap ten dienste staat van iedereen in de wereld.

Wat staat ons te doen? Allereerst, wat ik van activisten voor emancipatie heb geleerd: terugduwen — push back against the push back. Zoals een Amerikaanse wetenschapper zei, die de burgerrechtenbeweging uit de jaren zestig had meegemaakt: organiseer jezelf. In de woorden van dr. Martin Luther King, Jr.: “Degenen onder ons die naar vrede streven moet zichzelf net zo effectief organiseren als degenen die naar oorlog streven.”

De meest zorgwekkende tendens is echter degene die het diepst ligt en het moeilijkste is om aan te pakken. De toenemende polarisatie van de samenleving begint steeds meer de scheidslijnen van het onderwijs te volgen. Het verschil tussen hen die theoretisch en praktisch zijn opgeleid — twee bubbels die steeds verder uit elkaar komen te liggen. Dit raakt me diep want ik heb onderwijs altijd gezien als de sociale motor bij uitstek, een van die zachte krachten die mensen dichter bij elkaar kan brengen en ideologische verschillen kan overbruggen.

Maar wereldwijd zien we dat de traditionele brede steun voor wetenschappelijke instellingen afbrokkelt en zich voornamelijk concentreert onder degenen met een academische opleiding. Deze kloof maakt wetenschap van een samenbindende kracht tot een symbool van privilege. Wetenschappelijke geletterdheid wordt zo een teken van culturele identiteit in plaats van een gedeelde basis voor democratische besluitvorming.

Dit alles wijst op de urgente noodzaak om de relatie tussen wetenschap en samenleving te herstellen. De afgelopen decennia is er een stilzwijgende afspraak die zich enorm succesvol heeft bewezen. Burgers doneren vrijgevig belastinggeld; wetenschap produceert op haar beurt nieuwe medicijnen, technologie en begrip van de wereld die iedereen verder helpen. Als het niet zo’n beladen begrip was geworden, zou ik spreken over de noodzaak van een nieuw sociaal contract. (Over de landsgrenzen werkt die uitdrukking trouwens prima.)

Met name moeten ons richten op degenen die zijn afgehaakt en met hen het gesprek aangaan. Niet een boodschap uitzenden, maar begrijpen waar mensen zich bevinden en hen vervolgens in het verhaal trekken. Wetenschappers moeten zich comfortabel gaan voelen met zich oncomfortabel voelen. Dat ongemak is trouwens binnen het onderzoek de gewoonste zaak. Je wilt graag dat je ideeën stevig bekritiseerd worden, want je weet dat ze daar beter van worden. Degene die het gemakkelijkst om te tuin is te leiden, dat ben je zelf. De kunst is je eigen gedachtebubbel door te prikken.

De architectuur van de academie zou daarom niet alleen ivoren torens moeten hebben maar ook marktplaatsen waar iedereen welkom is en waar de vruchten van onderzoek aantrekkelijk worden aangeboden en verhandeld. Overigens hebben die hoge torens ook een belangrijke rol: alleen vanuit grote hoogte kan je echt ver kijken en toekomstige ontwikkelingen zien aankomen. Maar dan is het wel belangrijk dat de mensen op het marktplein naar de torenwachter willen luisteren.

Er zijn veel argumenten voor de noodzaak van brede betrokkenheid bij de wetenschap. Onderzoek wordt grotendeels ondersteund door publieke financiering, en het publiek verdient het om geïnformeerd te worden over de resultaten van deze investeringen. Breed gedeelde kennis is een vruchtbare grond voor toekomstige technologie, innovatie en economische groei. Goed geïnformeerde, wetenschappelijk geletterde burgers zijn beter in staat verantwoordelijke keuzes te maken wanneer ze worden geconfronteerd met wicked problems zoals klimaatverandering, kernenergie of vaccinaties.

Maar er is een nog hoger doel: de samenleving profiteert van het omarmen van de wetenschappelijke cultuur van precisie, waarheidsbevinding, kritisch denken, gezond scepticisme, respect voor feiten en onzekerheden, en diepe verwondering over de rijkdom van de natuur en de menselijke geest. Wetenschap is een kostbaar publiek goed en onze meest betrouwbare bron van optimisme. En dat hebben we harder nodig dan ooit.

Laten we oog hebben voor de kwetsbare verworvenheden die het waard zijn te verdedigen. Toen tijdens de Koude Oorlog aan de directeur van de Amerikaanse deeltjesversneller Fermilab werd gevraagd wat de bijdrage was van dit grote, kostbare wetenschappelijke experiment aan de verdediging van de Verenigde Staten, antwoordde hij: 'Het draagt helemaal niet bij aan de verdediging van ons land, behalve dat het ons land waard maakt om te verdedigen.'

Conclusie

De democratische rechtstaat staat onder druk, maar de situatie is zeker niet hopeloos. De geschiedenis toont ons dat zachte krachten de mogelijkheid hebben om te triomferen over harde. Dat de bron van de maatschappelijke krachten stroomopwaarts ligt en de politiek vormt — en niet omgekeerd. Dat een samenleving met ruggengraat veerkrachtiger is dan een in pantser gehulde. U bent onderdeel van die veerkracht. Door uw engagement, uw organisaties, uw ideeën en uw volharding houdt u onze instituties rechtop.

Maar dit is wel een moment om kritisch in de spiegel te kijken. Deze tijd vraagt van ons allemaal dat we onze verworvenheden niet als vanzelfsprekend beschouwen. Dat we ervoor waken dat de positieve werking van de zachte krachten een privilege wordt waar slechts een bevoorrecht deel van de samenleving profiteert in plaats van een waarachtig publiek goed.

Ik geef graag het laatste woord aan George Kennan met een citaat uit zijn Lange telegram tachtig jaar geleden geschreven: “Elke moedige en doortastende stap om de problemen van ons eigen land op te lossen, om het zelfvertrouwen, de moraal en de saamhorigheid van onze maatschappij te versterken, is een diplomatieke overwinning op Moskou.”

Die opdracht geldt nog steeds voor ons. Ik wens u daarbij veel succes. Recht u onze ruggengraat!

Natuurkundige Robbert Dijkgraaf is universiteitshoogleraar aan de Universiteit van Amsterdam.

Share

Gerelateerde artikelen