Foto Wuivende kinderen
Wuivende kinderen

'Er is continu voortschrijdend inzicht over wat je echt belangrijk vindt'

Oprichters Turing Foundation over hun bijzondere onderwijsprojecten in Afrika

Door: Redactie WvF
26-06-2025
  • (Social) impact
  • Verslag

In 2024 liepen de laatste toekenningen aan onderwijsprojecten af. Een interview waarin de oprichters van de Turing Foundation, Pieter en Françoise Geelen, terugblikken op de onderwijsprojecten die de stichting in de afgelopen achttien jaar in Afrika heeft gesteund.

Toen jullie de stichting oprichtten, was onderwijs slechts één van vier verschillende onderwerpen. Hoe kwam dat zo?

‘Er kwam veel geld uit de beursgang van TomTom, dus we dachten, enigszins naïef, dat we daarmee gemakkelijk meerdere doelen konden nastreven. We kozen onderwijs als de meest respectvolle en duurzame manier om armoede te bestrijden, maar we wilden ook de kunst steunen, en lepra de wereld uit hebben, en we geloofden dat de natuur flink hulp nodig had. En dan vonden we eigenlijk dat we ons nog inhielden. Pas later kregen we door dat we in feite vier stichtingen in het leven hadden geroepen, met zó weinig overlap dat er ook meerdere directeuren nodig waren. En dat je nooit genoeg geld hebt, niet eens voor één doel. Niet dat we er ooit spijt van hebben gehad.’

En hoe gingen jullie te werk met onderwijs?

‘Simpel gezegd lanceerden we een website waarop we aankondigden dat we onderwijsprojecten wilden steunen. Aanvragen volgden toen heel snel, en vele spraken ons aan. Al gauw steunden we scholen in Afrika, een kindertehuis in Bulgarije, computerlessen op de Filipijnen, een weeshuis in Sri Lanka, projecten in de sloppenwijken van Rio de Janeiro en straatkinderen in Calcutta. Na een paar dure lessen – zoals toen we er achter kwamen dat het geld voor een vakopleiding in Pakistan was misbruikt om het huwelijk van de dochter van de projectleider te bekostigen – besloten we tot strikter beleid en meer focus. We beperkten ons voortaan tot de twaalf armste landen in Oost- en West-Afrika. Landen die veelal onderaan bungelen op de wereldwijde Development Index. En we gaven voortaan alleen nog geld aan ervaren organisaties die ook representatie in Nederland hadden – en dus aan bepaalde boekhoudkundige normen voldeden.’

En werkte dat?

‘Ten dele. Hoe meer projecten we steunden, hoe meer resultaten er binnenkwamen, hoe meer we leerden. Vooral over hoe je de praktijk zelden met eenvoudige stelregels tegemoet kunt treden. Zo geloven we in het algemeen in het gezegde “geef mensen geen vis, leer ze vissen”. We wilden daarom bijvoorbeeld niet bijdragen aan voedselhulp. Toch kwam al vroeg een fantastisch project op ons pad in de sloppenwijk van Thika, Kenia. Kinderen blijken daar zeer gemotiveerd om zichzelf te ontwikkelen en op een dag die sloppenwijk achter zich te laten. Er stond al een goede school die gratis onderwijs bood, maar veel kinderen konden zich niet veroorloven om er elke dag naar toe te gaan, want elke schooldag betekende een dag niet werken, en dus niet eten. Kinderen wisten dat twee, soms drie keer in de week op te brengen, tot hun achterstand te ver opliep en ze gewoon niet meer kwamen opdagen. We besloten daarom toch een project te steunen om alle 550 kinderen op deze school elke ochtend een eenvoudige doch voedzame maaltijd aan te bieden (namelijk: voor 7 cent aan bonen en maïs). Dankzij dat beetje voedsel bleken we een hele generatie kinderen onderwijs te kunnen bieden. Sterker nog, honderden afgezwaaide kinderen kwamen ook weer terug naar school. Al snel zaten er meer dan duizend kinderen, in tjokvolle klaslokalen. Het was indertijd een van onze succesvolste projecten.’

Klas kinderen in Kameroen
Klas kinderen in Kameroen

Wat was het leerzaamste dat jullie hebben meegemaakt?

‘Ach, er is continu voortschrijdend inzicht omdat je ontdekt wat werkt en wat niet – en wat je zelf echt belangrijk vindt. We staken vooral veel op tijdens onze reizen. We kozen om de paar jaar één land in West Afrika, en bezochten daar, met onze staf, in een week tijd zoveel mogelijk projecten, soms wel drie op een dag. Niet om ze te beoordelen, maar om te leren hoe het nou echt zat, en de werkelijkheid te vergelijken met hoe de projectaanvraag op ons was overgekomen in ons veilige Nederland.’

Noem eens een voorbeeld?

‘Nou, neem diezelfde stichting in Thika. Die leverde op onze kosten ook de verplichte schooluniformen, à twee euro per stuk. Onze penningmeester had opgemerkt dat we élk jaar nieuwe uniformen betaalden, voor ál die duizend kinderen. Hoe zat dat? Was dat fraude? Mismanagement? Tijdens ons projectbezoek voelden we de lokale directie aan de tand. Het duurde even voordat ze überhaupt de vraag begrepen. Die schooluniformen bleken de enige kleding te zijn die de kinderen hadden. Ze leven erin, slapen er in, en na een jaar is er niet veel van over. Wat verwacht je ook, voor twee euro. Het is een ander soort “kleding”, en een heel andere situatie, dan je je als westerling voorstelt.’

‘Een soortgelijke eyeopener kregen we bij een bezoek aan een school in Kameroen. We hadden bijgedragen aan een praktische oplossing voor een gebied waar veel kinderen té ver van de lokale school woonden om onderwijs te volgen. Uren lopen, in een gebied vol gevaarlijke dieren. Een organisatie had twee bestelbusjes aangevraagd om aan het eind van elke schooldag leraren naar afgelegen dorpen te rijden. Daar gaven ze dan enkele uren les aan kinderen die het anders in hun leven zonder opleiding hadden moeten stellen. Nu stond ergens in de aanvraag een zinnetje dat de wagens ook ’s ochtends zouden worden gebruikt om kinderen uit nabijgelegen dorpen naar de lokale school te brengen.’

‘We hadden dat schouderophalend voor kennisgeving aangenomen. Wij stelden ons heel Westers voor dat de projectleider ’s ochtends een paar kinderen achterin vastgespte voordat hij naar zijn werk reed. Maar in Kameroen ontdekten we dat de hélft van het project draaide om dit kindervervoer! Het leek wel een wereldrecordpoging: hoeveel lachende kindertjes kun je in één Volkswagenbusje proppen? Bijna dertig, kennelijk. Iedere ochtend, eerst uit dorpjes 20 kilometer verderop, vervolgens nog eens uit dorpjes op 12 kilometer afstand. Meer dan honderd kinderen hadden zonder dat vervoer nooit een opleiding kunnen volgen. De projectleiding dacht duidelijk geweest te zijn in zijn aanvraag. Het was ons voorstellingsvermogen dat tekort was geschoten.’

‘Kortom, ga af en toe kijken, anders mis je iets. We kunnen het elke stichting aanraden. We bezochten een keer een school, waar wij de ene vleugel hadden geschonken, en een Franse stichting de andere. De vleugels waren identiek, op één detail na: in de Franse lokalen hingen ventilatoren aan de plafonds. Waarom staan die ventilatoren niet aan, vroegen we. Het schoolhoofd haalde de schouders op en vertelde dat het een eis was van de Franse schenkers. Hij voegde eraan toe dat het dorp ook helemaal geen elektriciteit had. Het waren namaakventilatoren, plastic wieken van een paar cent per stuk, zonder bewegende delen of motoriek. Ze waren puur gemaakt voor de foto’s die naar de “white men” in Frankrijk moesten.’

Voor jullie zelf waren vast ook niet alle lessen positief?

‘Nee... hoewel we weinig nare dingen hebben meegemaakt, hebben sommige ervaringen tot grondige beleidswijzigingen geleid. Zo steunden we in het begin vaak het bouwen van scholen. Zo’n school staat er toch maar mooi, en voelt als een structurele, zinvolle bijdrage. Tijdens een bezoek aan Mali wees een lokale schooldirecteur ons er fijntjes op dat zijn leerlingen net zo goed onder een boom lessen zouden kunnen volgen, zolang er maar leraren waren. Daar bleek echter een schreeuwend tekort aan te zijn, en al helemaal aan goed opgeleide leraren. Ook omdat het begrip “onderhoud” amper bestaat in Afrika en veel gebouwen gedoemd zijn na een aantal jaar weer in te storten, gingen we steeds meer investeren in de kwaliteit van onderwijs, vooral hoger onderwijs. Natuurlijk, het is fantastisch om kleine kinderen te helpen, en natuurlijk is het beter kinderen tot hun 12de iets over de wereld te leren dan dat ze vanaf hun 8ste hun ouders gaan helpen op de akkers. Maar middelbare scholen, en vooral vakopleidingen, helpen kinderen echt verder te komen in het leven dan ze anders gekomen zouden zijn. Een land welvarender maken gaat het snelst door een middenstand te creëren, dus we richtten ons in de loop der tijd steeds meer op vakopleidingen, van kapper tot timmerman, van zeepmaker tot lerares, van webdesigner tot horecamedewerker.’

Electrotechniek in Kinshasa
Electrotechniek in Kinshasa

Wat was het meest indrukwekkende in al die jaren?

‘Oeh, moeilijk. De reizen waren vaak heel aangrijpend, je werd continu geconfronteerd met extreme armoede. Iets wat me persoonlijk altijd zal bijblijven was de uitspraak van een jonge vrouw die een klein landje cultiveerde, geërfd van haar jonggestorven ouders (Aids). Ze had dankzij ons een korte cursus duurzame landbouw gevolgd, niet veel meer dan basisinformatie over wieden en bemesting en zo, maar ze zei “I feel powerful. I can feed my children. I know that I can feed them next year. Before, I was like a beast in the field: I waited to see what the field would bring me. It never occurred to me that I could have any influence”. Dát is onderwijs: op het meest fundamentele vlak staat het voor vrijheid, de macht om invloed op je leven en je omgeving uit te oefenen. Zonder onderwijs… “like a beast in the field”.

‘Een ander bijzonder moment, waarop allerlei theorie die we in ons leven hadden opgedaan plotseling zichtbaar werd: we bezochten een kleine gemeenschap waar we allerlei mensen een vakopleiding hadden gegeven: kapster, visser, naaister, meubelmaker… Vroeger zwoegde iedereen daar in zichtbare armoede. Nu had iedereen plotseling mooie gekapte haren, kleurige kleding, vis, meubels, zeep… want allerlei mensen in het dorp konden nu iets, en deden dat voor elkaar, en kregen in ruil daarvoor iets dat die anderen konden, of konden maken. Een kennis- en maak-economie in een notendop. Meer welvaart en welzijn door onderwijs, heel bijzonder om te zien.’

De laatste jaren steunden jullie projecten in zeven landen, minder dan daarvoor. Waarom?

‘In de loop der tijd schrapten we landen. Meestal om onze focus geografisch verder aan te scherpen, maar soms ook omdat we ontevreden waren over de houding van een land ten aanzien van ontwikkelingshulp. Het is altijd een prangende vraag: ga je, als je geld schenkt voor onderwijs, niet op de stoel zitten van de lokale overheid? Ondersteunen we dan in zo’n land niet onbedoeld het heersende systeem, dat blijkbaar niet goed functioneert? Zit de overheid rustig achterover toe te kijken hoe je de school bouwt, elektriciteit aanlegt, een waterputje slaat, computers neerzet en de schriftjes en pennen neerlegt? In het algemeen weerhielden dit soort vragen ons niet om tienduizenden kinderen te helpen een opleiding te krijgen die ze anders niet gekregen zouden hebben, maar er waren grenzen.’

‘Zo kregen we ooit een brief van de Ghanese overheid of we zo snel mogelijk driehonderd lassers wilden opleiden. Daar was namelijk enorme behoefte aan in Ghana, en het zouden bovendien allemaal waardevolle belastingbetalers worden. We vroegen natuurlijk waarom ze zoiets dan niet zelf financierden? Antwoord: ze hadden liever dat buitenlandse stichtingen zulke opleidingen betaalden, zodat zij de belastinggelden voor andere dingen konden oormerken. We waren met stomheid geslagen. We kunnen ons niet veel belangrijkers voorstellen dat burgers willen zien gebeuren met hun belastinggeld, dan dat er onderwijs en toekomst voor hun kinderen mee wordt gefinancierd. Die briefwisseling was dan ook aanleiding om Ghana te schrappen uit onze lijst van focuslanden.’

Waar zijn jullie uiteindelijk op uitgekomen, met alle opgedane inzichten?

‘Onze focus is uiteindelijk op vakopleidingen en teacher-training komen te liggen. We hebben meer dan 7.500 leraren helpen opleiden, of helpen bijscholen, wat niet anders dan een positief effect kan hebben op de miljoenen leerlingen die zij in de toekomst zullen opleiden. En middels vakopleidingen hebben we meer dan 20.000 jongeren aan een vak en een baan geholpen, mogelijk voor het leven. En hun land aan belastingbetalende, zelfstandige middenstanders. Sommige opleidingen tikten bovendien méérdere boxjes aan. Denk aan opleidingen in de gezondheidszorg, of in duurzame vormen van landbouw.’

Was het jammer om de onderwijstak af te bouwen nadat alles zo goed was uitgewerkt?

‘Ja, natuurlijk. Maar naast onderwijs steunden we sinds onze oprichting ook projecten op het gebied van natuurbescherming. In de loop der jaren zijn we meer en meer urgentie gaan voelen om iets aan de klimaatverandering te doen. Na een bezoek aan een indrukwekkend natuurproject in de Democratische Republiek Congo kwamen we erachter dat dit enorme land, zestig keer zo groot als Nederland, met ruim 111 miljoen inwoners, slechts een fractie uitstoot van wat Nederland aan broeikasgassen uitstoot. Het idee dat wat wij met ons kleine landje geen verschil kunnen maken is volstrekte onzin, en we hebben besloten dat we dat verschil willen helpen maken. Helaas kun je je geld maar één keer uitgeven, dus met pijn in het hart zijn we in 2022 begonnen met het afbouwen van onze onderwijssteun en het opbouwen van een projectportefeuille op het gebied van klimaatverandering. In 2024 zagen we uiteindelijk de allerlaatste eindverantwoordingen onderwijs. We staan volledig achter onze keuze, maar we zullen het onderwijs missen. We zijn enorm trots op wat we hebben helpen bereiken.’

Feiten & Cijfers

Sinds de oprichting de Turing Foundation circa € 12,75 mln bij aan 228 onderwijsprojecten. Daarmee kregen 64.256 kinderen een opleiding die ze anders niet hadden kunnen volgen, en kregen 21.242 jongeren een vakopleiding. Er werden bovendien 7.586 leraren getraind. Daarnaast ontvingen meer dan een kwart miljoen kinderen bijles, lesmateriaal of andere ondersteuning. We hielpen 29 scholen bouwen en 61 scholen uitbreiden, waarmee de jaarlijkse capaciteit werd gecreëerd voor 10.742 scholieren en 4.334 jonge mensen die een vakopleiding konden volgen.

Dit interview verschijnt dezer dagen in het jaarverslag 2024 van de Turing Foundation. Zie: https://www.turingfoundation.org/

Share

Gerelateerde artikelen