
Historicus James Kennedy over tanende solidariteit in Nederland
- Wetenschap
- Analyse
In de peilingen tonen Nederlanders doorgaans sympathie voor kwetsbare mensen. Maar die solidariteit geldt niet voor iedereen. ‘Zodra het gaat om hulp aan migranten, personen met een strafblad of mensen in de marge, trekken veel Nederlanders de grens.’ Dat zegt Kennedy in een onlangs gepubliceerd interview in Het Financieele Dagblad.
Met deze uitspraak plaatst de in de Verenigde Staten geboren Kennedy de Nederlandse civil society, waarin filantropie en vrijwilligerswerk een belangrijke pijler vormen, in een ander daglicht. Hoe zit dat met die veronderstelde gemeenschapszin? Nederlanders schieten helaas eerder vreemden te hulp omdat de samenleving zo individualistisch is, zegt Kennedy in het FD. ‘In andere Europese landen zijn de familiebanden sterker en is mantelzorg de norm.’
Anders gezegd: het bewustzijn van saamhorigheid en de bereidheid om de consequenties daarvan te dragen is tanende. Tegen deze achtergrond verklaart Kennedy het gebrek aan Nederlandse pleeggezinnen. ‘Nederlanders hebben de sterke neiging om hun betrokkenheid beperkt te houden. Het mag niet ten koste gaan van het eigen geluk, dus geen langdurige probleem gevallen. ‘‘Ik moet wel mijn eigen grenzen bewaken’’, hoor je dan.’
Daklozen
Kennedy (1963, Orange City, Iowa) weet waarover hij spreekt. Hij een zijn vrouw gaven in Amersfoort regelmatig onderdak aan mensen die dat nodig hadden, onder wie daklozen en Syrische vluchtelingen. In hun woning in de tweede stad van de provincie Utrecht vangen de Kennedy’s al jaren pleegkinderen op, een ervaring die Kennedy’s professionele kijk op de Nederlandse samenleving heeft verdiept.
Als pleegouders maakten de Kennedy’s mee dat professionals maanden van de radar verdwenen, voogden elkaar om de haverklap opvolgden en klinieken kinderen weigerden die ‘te ingewikkeld’ zouden zijn. ‘Een wereld van wantrouwen’, aldus Kennedy in de zakenkrant. ‘Als je het leven meemaakt zoals deze pleegkinderen, zie je een heel ander Nederland. Voor mij is dit altijd een ordentelijk, voorspelbaar land geweest, waar ik een mooi leven kan leiden. Maar voor het is het Nederlandse bestel vaak bestraffend, ongevoelig en onbereikbaar.’
Wat mist in dit interview is een profilering van Kennedy als wetenschapper te midden van zijn collega vakhistorici en andere wetenschappers die hem inspireerden. In zijn werk is Kennedy schatplichtig aan de politicologie van Hans Daalder (1928 – 2016) en Arent Lijphart (1936). Beiden gingen uit van een grote continuïteit in de Nederlandse geschiedenis. Om ‘de boel bij elkaar te houden’ had de elite zich eeuwenlang bekwaamd in het vinden van compromissen en het vormgeven aan pragmatisch bestuur en beheer.
Naoorlogse geschiedenis
Kennedy’s expertise is de naoorlogse geschiedenis, in eerste instantie Nederland, maar ook met het oog op transnationale en vergelijkende perspectieven. Zijn algemene focus ligt op het snijvlak van de politieke, sociale en culturele geschiedenis van deze periode, met een bijzondere interesse voor de ethische dimensies van het beleid en de relatie tot de samenleving. Dit heeft zich vertaald in boeken over thema’s als veranderingen in het maatschappelijk middenveld en het burgerschap.
Building New Babylon: cultural change in the Netherlands during the 1960’s, uit 1995, is een invloedrijke studie over de woeligejaren zestig waarin de verbeelding aan de macht kwam en alles anders zou worden. Een tijd ook waarin de terugdeinzende elite alles ‘bespreekbaar’ wilde maken in een poging te tekenen des tijd goed te verstaan. In zijn Concise History of the Netherlands (2017) presenteert hij Nederland als ‘stabiele en relatief conflictarme samenleving, als goed bestuurde staat als sterke economie en als open cultuur’.
Kennedy, die bekendstaat als behoedzaam en precies, geniet net als collega vakhistorici Remieg Aerts, Piet de Rooy en Henk te Velde nationale bekendheid als auteur van opiniestukken in de serieuze media. De veel geciteerde Kennedy ziet in zijn wetenschappelijke oeuvre een ‘doorgaande lijn van verdraagzaamheid’ in de Nederlandse geschiedenis. De bestuurlijk-politieke organisatie van Nederland is wel eens getypeerd als een ‘orkest zonder dirigent’.
Maar Kennedy kreeg ook oog voor de keerzijde daarvan. De Nederlandse consensusdemocratie is geneigd tot conformisme en paternalisme. De historicus heeft duidelijk gemaakt dat het conglomeraat van overheid en maatschappelijke gesprekspartners steeds weer laat is in het herkennen en onderkennen van een diepere onderstroom van maatschappelijke onvrede, zoals collega vakhistoricus Aerts het treffend beschrijft in zijn essaybundel Denkend aan Nederland. Over geschiedenis, nationaliteit en politiek.
Het interview in het FD is om nog een andere reden interessant. Kennedy is geboren, getogen en opgeleid in Amerika, land van filantropen en weldoeners. Het werk van enkelingen die met gulheid en inzicht een onderneming realiseerden tot profijt van de gemeenschap. Daarmee wilde de vroege Amerikaanse elite de Engelse traditie van liefdadigheid, waarmee de Britse aristocratie zich wilde rechtvaardigen, voort te zetten. (De weldoenersmentaliteit gaat overigens terug tot de klassieke oudheid, de antieke term daarvoor is ‘evergetisme’.)
Veel Nederlanders zagen Amerika als gidsland, maar die tijd is voorbij. Volgens de recente National Security Strategy van de VS ziet het land van de eertijds onbeperkte mogelijkheden Europa als een zwak continent dat de deur heeft opengezet voor buitenlanders. Mensen die binnenkomen hebben een totaal verschillende ideologie, aldus Trump. De VS willen Europa redden door radicaal-rechtse, nationalistische partijen te redden. Andersom is de liefde ook bekoeld, zegt Kennedy. ‘Een meerderheid van de Europeanen beschouwt de VS als vijand.’
Toch is Kennedy niet alleen pessimistisch. ‘Vanuit Amerikaanse perspectief blijft het essentieel dat Europa niet ten prooi valt aan Rusland’. Daarnaast ziet hij dat Trump aan populariteit onder kiezers verliest. Bovendien zullen rechts-radicale partijen Trump niet in beeld willen hebben. ‘Daarom denk ik niet: dit gaat alles op z’n kop zetten.’ Intussen moet Europa werken aan goede voornemens zoals verwoord in de rapporten van de voormalige Europese centrale bankier Mario Draghi (versterking concurrentievermogen) en oud-topman van ASML Peter Wennink (toekomstige welvaart veilig stellen).
Founding fathers
Opmerkelijk detail: Kennedy’s directe voorouder was een volle neef van Thomas Jefferson, een van de founding fathers en de derde president van de VS. In de gang bij Kennedy hangen portretten van veertien Amerikaanse presidenten, chronologisch gerangschikt. Hij vraagt zich af hoe 250 jaar Amerikaanse onafhankelijkheid kon uitmonden in het presidentschap van Trump. ‘Als Amerikaan schaam ik me dat het zover is gekomen. Dat zogenaamde illegalen meedogenloos worden opgepakt. Daarbij vergeleken is de intimidatie van academici slechts een voetnoot. Dit is een moment van bittere bezinning.’
Toch lijkt de weergaloze aanslag van Trump op de academische vrijheid in Amerika meer dan een voetnoot. Het is een methodiek die neerkomt op afpersing. De eisen van de Amerikaanse overheid zijn bekend: het uitbannen van het diversiteitsbeleid voor minderheden, in het onderwijs erkennen dat er maar twee genders zijn, het beperken van het aantal buitenlandse studenten en bevriezing van het collegegeld.
In Amerika gebeuren vreemde dingen. Je ziet academici die zichzelf censureren of afzien van het uitoefenen van hun rechten (zoals vrije meningsuiting) uit angst voor negatieve gevolgen, zoals boetes, juridische stappen, sociale afkeuring, of surveillance door de overheid. Het staat mijlenver af van de – Duitse – wapenspreuk van Stanford University: ‘Die Luft der Freiheit weht’. Hoe diep kan het voormalige verwende kind van de Westerse wereld zakken? God bless America.
Gerelateerde artikelen
- Filantropie
- Interview
Toegenomen druk op maatschappelijke organisaties baart aanzienlijke zorgen
- Bert Koopman
